Les 6: Landbouwdieren

Lager onderwijs - 2e graad , 3e graad
Landbouwdieren
Duur: 50 minuten
Les

De leerlingen delen hun gedachten bij het zien van afbeeldingen rond landbouwdieren. Ze komen te weten wat de definitie is van landbouwdieren en herhalen de vrijheden van dierenwelzijn. Dan spelen ze het kaartspel 'Verzin het maar' waarin ze meer te weten komen over de behoeften van de koe, het varken, het schaap en de kip.

Beginsituatie

  • De leerlingen weten dat dierenwelzijn onderzocht kan worden aan de hand van vijf vrijheden. (zie Les 2: Dierenwelzijn onderzoeken)

Lesdoelen

  • De leerlingen delen hun gedachten met elkaar rond landbouwdieren op de boerderij.
  • De leerlingen weten wat landbouwdieren zijn.
  • De leerlingen kunnen enkele voorbeelden geven van de vijf vrijheden, ingevuld voor de koe, het schaap, het varken of de kip.
  • De leerlingen beseffen dat de dierlijke producten in de winkel afkomstig zijn van landbouwdieren in de veeteelt.

Eindtermen

  • MM 1.1°
De leerlingen drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit.
  • SV 1.2
De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen.
  • SV 1.6
De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren.
  • SV 3
De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.
  • LL 3
De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten) verwerven en gebruiken.

Vooraf

  • Kies de elementen uit de lesvoorbereiding die passen bij jouw leerlingen en zoek daarvoor het nodige materiaal.

1. Prikkel: Gedachten over landbouwdieren

Gebruik de werkvorm Een kast vol gedachten (© Djapo) om de leerlingen hun gedachten te laten uiten rond het thema landbouwdieren.

Toon hen de prent van een hoofd vol lades (zie bijlage 1).

  • Waar staan de lades voor?
  • Wat zou erin zitten, denk je?
  • Waarom zijn er verschillende lades?
  • Zijn sommige lades soms leeg, (te) vol?
  • Wat gebeurt er volgens jou als je aan iets denkt?

Concludeer samen dat je je hoofd kan vergelijken met een ladekast waarin allerlei gedachten, ideeën, herinneringen ... verzameld zitten.

  • Neem een blaadje papier. Ik ga jullie nu een afbeelding laten zien.
    De bedoeling is dat jullie opschrijven waar je het eerst aan denkt als je de afbeelding ziet.
    Denk eraan: de gedachten komen uit jouw lades, in jouw hoofd. Je kan dus niet fout antwoorden.
  • Let wel op: je allereerste gedachte is misschien gewoon wat je ziet. Denk dan nog een beetje verder na tot je aan iets denkt dat je niet meteen ziet. Dat schrijf je op.

Toon de afbeelding van de landbouwdieren (zie bijlage 2). De leerlingen mogen hun eerste gedachte op een blaadje papier schrijven.

Laat enkele leerlingen aan het woord om hun gedachten te delen.

  • Welke gedachte riep deze afbeelding bij je op?
  • Hoe komt dat?
  • Had er iemand dezelfde gedachte?

Meer bekijken en materiaal downloaden?

Maak een account aan en ontdek het volledige educatieve aanbod over dierenwelzijn.